28 NOVEMBER 1935. 841 Wethouder VAN BUITENEN is nog altijd van meening, dat er ook bij wisseling van personen toch zekere continuïteit in de bestuursleiding moet zijn. In het begin van dit jaar is Burgemeester en Wethouders door den Raad opdracht ge geven tot het ontwerpen van een salarisherziening. Dit is nog onderstreept doordat met vrij groote meerderheid werd beslo ten, daaraan de restrictie te verbinden tot terugbetaling van het eventueel te veel gekorte. Er leefde dus in den Raad het besef, dat sommige ambtelijke functies te laag bezoldigd waren. Burgemeester en Wethouders hebben, na moeizamen arbeid te hebben verricht, aan de opdracht voldaan en nu deze den Raad wordt voorgelegd, komt men ineens met het voorstel om alles maar weg te doen en opnieuw te beginnen en daarbij een nieuwe, derde instantie in te voeren: een raads commissie, die den Raad van de billijkheid der voorgestelde wijzigingen zal hebben te overtuigen. Dit beteekent het uit reiken van een brevet van onbekwaamheid aan de leden van den Raad, die in de Commissie voor het Georganiseerd Over leg zitting hebben. Nu kan men van oordeel zijn, dat de salarissen nog te hoog zijn ook Spr. meent, dat zij geen jaar lang zoo zullen blijven toch gelooft hij, dat het niet juist zou zijn, thans weer opnieuw te beginnen. De Raad zal daarom verstandig doen met deze regeling aan te nemen. De heer JANSSENS betreurt het, dat de werkwijze tus- schen den Voorzitter en de raadsleden in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg niet dusdanig is, dat laatstgenoem den niet goed op de hoogte zijn van de waardeering van iedere functie. Het lijkt hem daarom beter, indien de zaak zoo ge regeld werd, dat de Voorzitter met de drie raadsleden het systeem der salarieering opbouwt en dat eerst daarna de be sprekingen in de volledige commissie voor het Georganiseerd Overleg plaats hebben. Met het tweede deel van zijn voorstel bedoelde Spr. dan ook de methode, welke in deze gevolgd was, aan te tasten. Er is nu eenmaal een bepaalde regeling; wanneer men daarin wijzigingen wil gaan aanbrengen, dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 841