876 18 DECEMBER 1935. „Het aantal agenten is daar bepaald op ten hoogste 80 „Nader beraad heeft geleerd, dat uitbreiding tot ten hoogste „85 agenten gewenscht is, wat niet inhoudt, dat er de facto „85 agenten in dienst behooren te zijn, doch waarmede be- „doeld wordt de wel zeer enge beperking van tot 80 agenten „iets losser te maken, waardoor tevens voorkomen wordt, dat „bij de geringste uitbreiding de omslachtige methode van wij ziging der verordening en verkrijging van de Koninklijke „goedkeuring dient te worden gevolgd. „De tweede wijziging betreft artikel 68. „Ten einde op 1 Januari a.s. geen moeilijkheden te ver oorzaken is het noodzakelijk, dat Hoofdstuk II in werking „treedt tegelijk met de Hoofdstukken IV en VIII. Wij stellen „derhalve voor, in artikel 68 te lezen behoudens de „bepalingen van Hoofdstuk II, IV en VIII De VOORZITTER opent de algemeene beschouwingen over de ontwerp-verordening. De heer COHEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. In de toelichting op de ontwerp-verordening, regelende de inrichting van de plaatselijke politie, wordt er op gewezen, dat, om niet voor elke uitbreiding van het corps op de Konink lijke goedkeuring te zijn aangewezen, er een zekere speling moet zijn in het aantal van sommige politie-ambtenaren en -beambten, welke speling verkregen wordt door toevoeging van de woorden „ten hoogste". Mijnheer de Voorzitter, ik vrees, dat, indien de woorden „ten hoogste" blijven gehandhaafd, wij hier heel spoedig zul len hebben het maximum aantal, hetwelk de verordening aan geeft. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, kan ik mij niet met het nader voorstel van Burgemeester en Wethouders ver eenigen. In de ontwerp-verordening was eerst aangegeven een getal van 80 agenten en nu krijgen we een voorstel om te gaan tot 85, terwijl wij hier in Breda toch al niet aan den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 876