18 DECEMBER 1935.
899
Van Mierlo, Pleyte, Janssen s, Brantjes,
Van der W erf, Van Arendonk en Struiken.
Voor: de heeren Gruys, Cohen, Van Houten.
De Jong, Van der Ven, Kooyman, Broos,
Kroon e, Heer en Meyvis.
Het artikel wordt daarop, met inachtneming van
de daarin door Burgemeester en Wethouders aan
gebrachte wijziging (52 in plaats van 104 over
uren), goedgekeurd en vastgesteld.
Artikel 13.
De VOORZITTER zegt, dat hierop een amendement is
ingekomen van den heer C r u 1 c.s., hetwelk voorstelt, de in
burger dienst doende politie-beambten een kleedingtoelage
van 100, in plaats van 75,— te geven.
De heer CRUL wil zijn amendement met een enkel woord
verdedigen. In het prae-advies van Burgemeester en Wet
houders wordt opgekomen tegen de gelijkstelling, welke bij
aanneming van zijn amendement zou ontstaan op het gebied
van kleeding tusschen een beambte in burger en een inspecteur
in burger. Spr. heeft er geen bezwaar tegen, als Burge
meester en Wethouders uit dien hoofde de kleedingtoelage
voor den inspecteur met 25,— zouden willen verhoogen.
Hij had ni^t verwacht, dat Burgemeester en Wethouders zijn
amendement, waarmede slechts een luttel bedrag gemoeid is,
zouden ontraden. Spr. is ongeveer tegelijkertijd met den Bur
gemeester ingezetene van Breda geworden. Hij was toen nog
niet in de politiek, maar hij interesseerde zich er toen toch
reeds voor; vandaar dat hij zijn oor zoo hier en daar eens
te luisteren legde en zoodoende kwam hij te weten, dat de
Burgemeester ten opzichte van de politie bekend stond als
„niet de beroerdste" te zijn. Spr. had daarom wel gedacht,
dat hij dit zou hebben ingewilligd.