'e
904 18 DECEMBER 1935.
lende eischen op het gebied van kleeding te stellen. Spr. kan
verder met de bezuinigingsvoorstellen van Burgemeester en
Wethouders meegaan.
De heer BROOS weet uit ervaring, dat aan bezuiniging op
kleeding door verlenging van den draagtijd veel bezwaar ver
bonden is. Spr. vindt wel eenig verschil tusschen uniform- en
burgerkleeding: eerstgenoemde kleeding wordt voorgeschre
ven; men is daarbij dus aan eischen gebonden, terwijl men
zich in burger zoo duur of zoo goedkoop kan kleeden als
men zelf wil. Hij kan zich dan ook wel vereenigen met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De VOORZITTER zegt, dat het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders een voortzetting is van wat zij een jaar
of tien geleden geprobeerd hebben in te voeren. Bij het over
leg met de politiebonden als Spr. iets over die besprekingen
aanhaalt, vertelt hij niet wie het gezegd heeft heeft Spr.
niet den indruk gekregen, dat men algemeen tegen deze voor
stellen op het gebied der kleeding was gekant, wèl dat men
de bedragen der toelagen eenigszins aan den lagen kant vond.
Burgemeester en Wethouders zijn daaraan tegemoet gekomen
door die bedragen eenigszins te verhoogen, vóórdat zij deze
ontwerp-verordening aan den Raad zonden. Tegen het sys
teem zelf zijn alleen bezwaren ingebracht door den heer
Cohen. Spr. vindt geen aanleiding om hierop diep in te
gaan. De ervaring met dit systeem elders opgedaan, heeft niet
geleerd, dat de kleeding van het politiepersoneel er slechter
uitzag. Spr. is het met den heer M a b e 1 i s eens, dat, als
men de eigen zorg voor de kleeding aanwakkert, dit de be
zuiniging in de hand werkt.
De argumenten, welke zijn aangevoerd voor verhooging
van het bedrag der toelage voor burgerkleeding met 25,-,
vindt Spr. niet houtsnijdend. De agent, die is ingedeeld bij
den specialen dienst, behoeft niet veel zorg te besteden aan
zijn uniform-kleeding; de enkele keer, dat hij die uniform
behoeft aan te trekken bezorgt hem geen extra kosten voor