18 DECEMBER 1935. \J 919
gebleken zijn, dat er hier op dien grond geen aanleiding be
stond om over te gaan tot het uitvaardigen van een verbod tot
gemengd baden en zwemmen. Spr. vindt het jammer, dat door
dit verbod het ouders onmogelijk gemaakt wordt om zich op
de hoogte te stellen van de vorderingen van hun kind op het
gebied der zwemkunst.
De heer JANSSENS zegt, dat er weinig onderwerpen zijn,
die zich zoo slecht leenen voor bespreking in het openbaar als
het onderhavige; het gaat hierbij om een kwestie van levens
beschouwing. Niemand van Spr.'s fractie heeft ooit beweerd,
dat er bij het gemengd baden of zwemmen in deze gemeente
iets onbehoorlijks gebeurd is. Bij het indienen van het amen
dement heeft dan ook niet de bedoeling voorgezeten, een
blaam te werpen op exploitanten of ouders, die gebruik heb
ben gemaakt van het familiebad. Zij, die het amendement
indienden, hebben dat gedaan, omdat zij op het standpunt
staan, dat men niet den prikkel mag geven, welke tot de daad
leidt. Dit is ook een levensbeschouwing en wel eene, welke
door de meerderheid van de inwoners dezer gemeente ge
deeld wordt, zoodat de gemeente hierbij moet voorgaan. Be
doelde prikkel is bij het gemengd baden en zwemmen inder
daad aanwezig; degene, die het tegendeel beweert, is zijn
eigen jeugd vergeten.
De VOORZITTER juicht het toe, dat de voorstellers van
het amendement zich hebben losgemaakt van de actie tegen
zedelijke volksverwildering in Noord-Brabant. Spr. kan het
met den heer Janssens eens zijn, dat het hierbij gaat om
een kwestie van levensbeschouwing. Moet men nu den vori-
gen Raad, die ongeveer de zelfde samenstelling had, het ver
wijt kunnen maken, dat hij blijkbaar een andere levensbe
schouwing huldigde? Spr. zou toch dien Raad er van willen
vrij pleiten, dat hij er een verkeerde levensbeschouwing op na
hield; de kwestie is ook toen aan de orde geweest en wel bij
de onderhandeling en de overeenkomst ten aanzien van het
Sportfondsenbad. Burgemeester en Wethouders stellen zich