12 FEBRUARI 1936. 103 gere wijze gewerkt zou kunnen worden. Deze illusie is hem thans ontnomen. Betreffende de overschotten zegt Spr., dat hier toch sprake is van een officieuzen post, welke ontstaat door de wijze van ramen. Wethouder VAN MIEREO zegt, dat de heer Van Aren- donk wil bereiken, dat slechts georganiseerde patroons en aannemers in aanmerking komen voor leveranties en aanbe stedingen. Men mag echter van het Gemeentebestuur niet eischen, dat speciaal georganiseerde patroons en aannemers daarvoor in aanmerking komen. De gemeente mag geen on derscheid maken tusschen georganiseerden en niet-georga- niseerden. Spr. gelooft, dat de heeren Janssens en Mabelis van een verkeerde premisse zijn uitgegaan, n.l. dat er een teveel aan personeel is. Als dit het geval was, dan hadden zij met het door hen gezegde groot gelijk. Spr. heeft echter gezegd: „neem eens aan, dat er bij Openbare Werken 2 amb tenaren gemist kunnen worden". Daarbij heeft hij er op gewezen, dat onmiddellijk ontslag van enkele ambtenaren de eerste twee jaren niet veel of geen bezuiniging zou geven. Wethouder VAN BUITENEN gelooft, dat de heer De Jong met zijn theorieën over de werkloosheid in misverstand met zichzelf is. Spr. heeft het uitsluitend gehad over de be strijding van de werkloosheid in verband met de uitvoering van Openbare Werken en heeft gezegd, dat die theorieën misschien elders wel te verwezenlijken zijn, maar niet in den gemeenteraad. De heer De Jong vindt ook de kwestie van de rentebetaling aan het Werkfonds belangrijk. Dit is, volgens Spr., een kwestie van appreciatie; bij een groot werk kan deze van belang zijn, maar belangrijk zullen toch de vaste lasten toenemen. Aangaande het Plan van den Arbeid, zegt Spr., dat, waar dit Plan doelt op uitvoering van groote werken, waarbij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 103