12 FEBRUARI 1936. 107 middenstand. Burgemeester en Wethouders hebben bezwa ren tegen verlaging van tarieven, aangezien dit noodzakelijker wijze belastingverhooging tot gevolg zal hebben. Dit is niet het juiste antwoord op hetgeen verlangd wordt. Gevraagd wordt billijker tarieven in te voeren, omdat men meer ver lichting zal kunnen toepassen. De tegenwoordige tijd vraagt van den winkelier meer activiteit voor zijn zaak, dus ook meer activiteit ten aanzien van zijn winkelverlichting om de aandacht op zijn zaak te vestigen. Menige winkelier is tot vastrechttarief voor winkel verlichting overgegaan in de meening meer verlichting te kunnen toepassen. Het vastrechtsysteem is een middel ge weest om een juiste aansluiting tusschen kostprijs en tarief tot stand te brengen en het verbruik van electriciteit zooveel mogelijk te stimuleeren. Het electriciteitsbedrijf als distri butiebedrijf moet zich natuurlijk op het standpunt stellen: hoe grooter electriciteitsverbruik, hoe goedkooper kan wor den ingekocht, tevens heeft het naar objecten te zoeken, waardoor dit meerder verbruik bevorderd kan worden. Welke zijn nu deze objecten? Hiertoe behoort ook de gevestigde winkelstand. Bij de prijzenpolitiek moet het Electriciteitsbedrijf rekening houden met de waarde, welke de K.W. voor den verbruiker heeft. Dus gesteld, dat het vastrechttarief voor winkelverlich ting lager in prijs is, dan kan dit door den winkelstand als een middel tot het maken van reclame worden beschouwd, met als gevolg: meer verbruik van K.W., een verbruik, dat bij particuliere woningen nooit bereikt kan worden, integen deel, daarbij zal het zich eerder in dalende lijn bewegen als gevolg van minder bezit of minder inkomen. Ik kom alzoo tot de volgende conclusie: a. de tarieven-politiek, gevoerd door het Electriciteits bedrijf, moet zeer zeker rekening houden met de bijzondere noooer. van den gevestigden winkelstand; b. het zal zich hebben af te vragen, of het huidig vast-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 107