108 12 FEBRUARI 1936. recht-tarief voor winkelverlichting wel volkomen zekerheid biedt; c. dat de gevestigde winkelstand winkelverlichting moet toepassen, doch dat hij niet tot meerder verbruik kan over gaan tengevolge van de thans geldende tarieven, daar hij deze meerdere lasten niet kan dragen; d. dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld, meer dere verlichting te kunnen toepassen zonder verhooging van financiëele bijdragen. Tenslotte wil ik hieraan nog toevoegen, dat de gemeente zich heeft af te vragen, of de bedrijfswinsten op bepaalde groepen van afnemers gelegd, niet schadelijk werken voor het economisch leven en of de lasten, die deze winsten op de verschillende groepen van de burgerij leggen, wel billijk zijn verdeeld. De heer VAN HOUTEN heeft bij het afdeelingsonderzoek de wenschelijkheid uitgesproken, over te gaan tot verlaging van de electriciteitstarieven. Spr. zal zich er echter van ont houden een voorstel in dien zin in te dienen, doch wil even antwoorden op hetgeen de Memorie van Antwoord van Bur gemeester en Wethouders omtrent deze kwestie opmerkt. Daarin staat namelijk: „Met een ander lid, hebben wij be swaar tegen verlaging van de genoemde tarieven, aangezien „dit noodzakelijkerwijze belastingverhooging tot gevolg zal „hebben". Bij Spr. rijst de vraag, of belastingverhooging niet billijker is dan handhaving van de huidige tarieven; deze houden namelijk geen rekening met de draagkracht der electriciteitsverbruikers. Het lijkt hem dan ook beter tot het eerste over te gaan, maar, daar er zeer waarschijnlijk nog andere ingrijpende voorstellen bij de verdere behandeling der begrootingen zullen worden gedaan, ziet Spr.'s fractie er van af een voorstel in dien geest te doen; zij hoopt even wel, dat Burgemeester en Wethouders een volgende maal bij overwinst rekening met haar wensch zullen houden. De heer LOONEN wenscht, in aansluiting met het betoog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 108