12 FEBRUARI 1936.
109
van den heer Van Arendonk, op te merken, dat de
tarieven voor étalage-verlichting inderdaad zeer drukkend
zijn voor betrekkelijk kleine étalages met een betrekkelijk
groot verbruik. Spr. dringt daarom aan op het invoeren van
een middenklasse om die categorie te helpen.
Wethouder VAN DER WERF zal de opmerkingen van
de heeren Van Arendonk en Loonen gelijk beant
woorden, daar zij beiden om een lager tarief voor winkel
verlichting hebben gevraagd. Het is wel zeer de vraag, of
de opvatting, dat men een tarief moet heffen naar de draag
kracht van de afnemers juist is. Er is voor étalage-verlichting
reeds een lager tarief. De duur dezer verlichting ligt meestal
binnen spertijd, dus in de dure periode. De winkeliers be-
hooren derhalve tot de meest ongunstige afnemers; men
kan he* geld, dat deze verlichting oplevert, niet missen. De
winst van het Eiectriciteitsbedrijf, hoewel groot, wordt niet
gehaald uit het verbruik van den winkelstand. Zou men dus
dit tarief verminderen en tot belastingverhooging overgaan,
dan zou men dit doen ten behoeve van den winkelstand.
Spr. staat daar afwijzend tegenover; er is geen reden om deze
groep uit de burgerij met dit middel tegemoet te komen.
De heer Van Houten heeft min of meer hetzelfde ge
vraagd voor een andere categorie menschen. Hiervoor geldt
het zelfde bezwaar; electriciteitsvoorziening ligt op een ander
gebied dan belastingpolitiek.
De heer VAN ARENDONK heeft niet beweerd, dat de
winst van het Eiectriciteitsbedrijf voortvloeit uit het verbruik
van den winkelstand, maar hij is het niet met den Wethouder
eens, dat deze behoort tot de ongunstige klanten. Vele win
keliers kunnen niet ineens den sprong maken naar het tarief
voor groot-verbruik. Spr. heeft daarom verzocht om voor
hen een tusschen-vorm te scheppen, ten einde meer verlich
ting te kunnen toepassen.
De heer VAN HOUTEN verklaart, niet voor een bepaalde