12 FEBRUARI 1936.
121
verhooging en zonder watermeterbelasting en bij laatstge
noemde heffing van een belasting naar draagkracht geen
sprake is, ben ik van meening, dat deze - - een der onbil-
lijkste belastingen zonder noodzaak geen jaar langer mag
bestendigd blijven, al voel ik ook veel voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, om f 85.000.- te reserveeren,
doch, hoewel ik hieromtrent geen aanwijsbare cijfers kan
geven, verwacht ik, gezien hetgeen in andere met Breda
vergelijkbare plaatsen is voorgevallen, dat na vaststelling van
onze nieuwe salaris- en loonregeling in hoogste instantie, bij
eventueele afschaffing van de watermeterhuur, het hierdoor
ontstane tekort wel gedekt zal kunnen worden zónder dat
daarvoor vermindering van het gereserveerde bedrag ad
f 85.000.noodig zal zijn.
Ik doe derhalve het voorstel: de op 1 Januari 1935 inge
voerde watermeterhuur met ingang van 1 Januari 1936 in
te trekken, volgnummer 3 van de begrooting van het Water
leidingbedrijf te verminderen met ongeveer f 30.000.en'
het tekort zoo noodig te verhalen op volgnummer 33IA der
gemeente-begrooting.
De heer VAN HOUTEN merkt op, dat wel blijkt, dat bij
het afdeelingsonderzoek de watermeterhuur een belangrijk
punt van bespreking heeft uitgemaakt. Met tegenzin is inder
tijd tot invoering daarvan besloten, ten einde de begrooting
sluitend te kunnen maken. Dit jaar staan de zaken er anders
voor: er is zelfs een reserve. Daar Spr. en zijn fractiegenoo-
ten nog steeds groote bezwaren hebben tegen de water
meterhuur, gaan zij met het voorstel van den heer Broos
mede. Was deze er niet mede gekomen, dan hadden zij het
ingediend.
De heer MEIJVIS betreurt het, dat hij op zijn vraag in
het Centraal Rapport, betreffende het plaatsen van stand
pijpen op de Groote Markt en de Oude Vest, een afwijzend
antwoord bekomen heeft. Spr. dringt er nogmaals op aan,
daar standpijpen aan te brengen; het is noodzakelijk voor