12 FEBRUARI 1936. 123 En m.i. bestaat daarvoor thans de gelegenheid. Door welke gelukkige omstandigheid ook, het jaar 1934 gaf een batig saldo van tot nu toe ongekende grootte, zoodanig zelfs, dat bij een sluitende begrooting voor 1936 kan worden voor gesteld f 85.000.— voor de kwade jaren te reserveeren. Ik ga met het voorstel tot reserveering accoord, ook ik wil zooveel mogelijk de voorzichtigheid betrachten, maar ik heb behalve de aangevoerde redenen ook overwogen, of den bewoners wel zwaardere lasten mogen worden opgelegd dan strikt noodzakelijk is en of de genoemde gelukkige om standigheid niet moet worden benut om den druk van deze onevenredig hooge huur eenigszins te verzachten. Het resultaat van deze overwegingen heeft mij gebracht tot het voorstel, gedaan in de afdeelingsvergadering: le. in plaats van f 85.000.slechts f 70.000.te reser veeren 2e. de watermeterhuur terug te brengen van f 4.tot f 2.per jaar; in de hoop, dat in 1937 tot verdere verlaging kan worden overgegaan. Wethouder VAN DER WERF antwoordt, dat bij het Col lege van Burgemeester en Wethouders de animo om water meterhuur te heffen ook niet erg groot is, maar die heffing is noodig. Zou men het tarief voor het waterverbruik moeten gaan verhoogen, dan zou dit weieens kunnen blijken te zijn het paard achter den wagen spannen. Spr. wil desniettemin wel een onderzoek instellen naar de mogelijkheid van af schaffing der watermeterhuur, maar hij is te dien opzichte niet optimistisch gestemd. Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat reeds door zijn collega is gezegd, dat het College ook niet zoo sympa thiek tegenover de watermeterhuur staat. Spr. heeft per soonlijk heelemaal geen sympathie voor die heffing; hij heeft het vorig jaar zelfs tegen de invoering ervan gestemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 123