126
12 FEBRUARI 1936.
opzichte van belasting-mogelijkheid heeft gezeten. De gering
ste tegenslag op dit gebied zou een ramp zijn. Men moet
daarom de grootste voorzichtigheid betrachten en zich niet
van dit middel ontdoen vóórdat er een afdoende compensatie
voor gevonden is.
De heer VAN HOUTEN verklaart, dat zijn fractie ook de
moeilijkheden en ongunstige perspectieven aanvoelt, waarin
de Gemeente verkeert, maar zij is het met den heer Broos
eens, dat deze watermeterhuur een hoogst onbillijke belasting
is. Wethouder Van Buitenen heeft zooeven gezegd,
dat door belastingverhooging de minst draagkrachtigen het
meest getroffen zouden worden. Dit is hierop nog meer van
toepassing. Het komt Spr. dan ook beter voor, de water
meterhuur door een progressieve belastingheffing te vervan
gen; maar, dit kan later geschieden, als het noodig blijkt te
zijn. Men moet de toekomst echter niet altijd het donkerst
inzien. Verleden jaar zag men ook spoken en niettemin be
schikt men nu over een reserve; dit jaar kan het óók mee
vallen. Laat men beginnen met deze onbillijke belasting af te
schaffen, dan kan men nog verder zien, wat men doet.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat de opcenten op
de personeele belasting nü nog progressief worden geheven,
doch, als daaruit nog meer gehaald moet worden, zullen zij
dat niet meer of belangrijk minder zijn. Spr. verwijst in dit
verband naar hetgeen omtrent reserveering wordt gezegd
op de eerste bladzijde van de nota van Burgemeester en Wet
houders, waarbij de begrooting 1936 ter vaststelling wordt
aangeboden (Bijlage no. 1 van 1936). Maakt men de reserve
thans op, dan heeft men grooter kans op een niet te stoppen
gat het volgend jaar. Spr. moet daarom het voorstel-B r o o s
nadrukkelijk ontraden.
De heer MEIJS is persoonlijk sterk tegen de watermeter-
huur gekant, doch in verband met de financiëele toekomst
van Breda acht hij zich niet verantwoord, voor het voorstel-