12 FEBRUARI 1936. 135 „dat van de zijde van de politie bezwaar was gemaakt tegen „de opvoering van een stuk van Heijermans, wat ten slotte „met het volgende compromis geëindigd was: het mocht „wel een stuk van Heijermans zijn, maardat mocht niet „in het programma staan. En zoo werd het „Kamerschut" „van Herman Heijermansde „klucht in één bedrijf" „„Ons Eerste". „Het zou misschien wel goed zijn eens te onderzoeken, „wie van de politie-autoriteiten voor deze handelwijze en „ontduiking der auteursrechten aansprakelijk dient te worden „gesteld. Afgezien van de bekrompenheid, waarmee men den „naam van een zoo groot tooneelschrijver als Heijermans „was, wegmoffelt uit het programma." Mijnheer de Voorzitter, ik zou gaarne aan deze kwestie meteen een persoonlijk feit verbinden. Het Dagblad van Noord-Brabant schreef een tijd geleden, dat alleen personen met Nederlanclsch bloed in de aderen, in de vertegenwoordigende lichamen mogen zitten. Ik heb geen Nederlanclsch bloed in de aderen; ik ben slechts gena turaliseerd Nederlander. Maar Nederland is ook mijn vader land geworden. Ik ben er op mijn manier van gaan houden. Vaderlandsliefde is immers een kwestie van gevoel nietwaar, dat niet in een bepaalde richting te drillen is. Dat gevoel uit zich bij mij o.a. in het waardeeren van onze groote kunste naars, waaronder Heijermans een eerste plaats inneemt. Dus niettegenstaande ik geen Nederlandsch bloed in de aderen heb dus zeker niet tot aan m'n grootmoeder toe zuiver op de graat ben verwaardig ik mij omtrent deze kwestie eenige vragen te stellen 1. Is de Voorzitter als hoofd van de Politie niet van mee ning, dat hier een onderzoek behoort te worden ingesteld naar de juiste toedracht van het gebeurde? 2. Indien inderdaad de feiten zich hebben voorgedaan, zooals het bericht vermeldt, is de Voorzitter dan niet van meening, dat de betreffende inspecteur een scherpe terecht wijzing verdient?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 135