136
12 FEBRUARI 1936.
3. Is de Voorzitter niet van meening, dat de betreffende
inspecteur in dat geval eventueel ongeschikt geacht moet
worden voor de censuur der in Breda op te voeren tooneel-
st ukken
De heer BRANTJES zegt, dat men hier een zeer verdien
stelijk en bekwaam inspecteur van politie heeft, die ook veel
werk doet voor de Justitie en voor de politie in andere ge
meenten. Spr. vraagt, of de diensten, welke hij voor de Justitie
verricht, door het Rijk betaald worden. Het ligt z.i. niet op
den weg van de Gemeente die kosten op zich te nemen.
Spr. zou daarom gaarne willen weten, of daarvoor een rege
ling met het Rijk is getroffen of dat alles ten laste der Ge
meente komt.
De VOORZITTER antwoordt den heer Me ij vis, dat het
College zich er niet van bewust is, verleden jaar een toezeg
ging omtrent de verlichting van de binnenplaatsen der ge
meentelijke woningcomplexen in het Boomenkwartier te heb
ben gedaan. Aan de in de Memorie van Antwoord gedane
toezegging zal inderdaad gevolg worden gegeven.
De heer Brantjes heeft eenige opmerkingen gemaakt
over een inspecteur van politie, die ook in wijder dienstver
band werkzaam is. Er is nog geen wel een in uitzicht ge
stelde wettelijke regeling op financieel gebied met het Rijk
ten aanzien van recherche-diensten, hoewel deze vaak uit
sluitend voor het Rijk verricht worden. Van de diensten
der hier op het gebied van dactyloscopie en opsporing aan
wezige deskundigen wordt ook door de Rechtbank gebruik
gemaakt; dit ligt voor de hand en komt tevens ten goede
aan gemeentelijke zaken, daar zoo iemand dientengevolge
een ruimere kennis krijgt van misdadigers en hun bedrijf;
dit bevordert opsporing. Ook wordt hij daardoor niet be
moeilijkt in zijn eigenlijke gemeentelijke taak; de be
trokkene houdt zich namelijk niet aan een bekrompen werk
tijd. Er is daaraan dus niet alleen nadeel voor de Gemeente