28 JANUARI 1936. 13 De heer BROOS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Als oudste lid van dezen Raad is het voor mij een voor recht en een aangename taak, U mijn erkentelijkheid te be tuigen en tevens dank te zeggen voor Uw goede wensshen bij het intreden van het nieuwe jaar, zoowel voor de raads leden als voor hun gezinnen, alsmede voor Uw uiting van waardeering ook aan dezen Raad en verder voor al hetgeen U in het afgeloopen jaar in het belang der Gemeente en haar- ingezetenen hebt gedaan. Met waardeering, Mijnheer de Voorzitter, zal de Raad van U hebben vernomen, dat, voor het zooveel mogelijk be houden van onze onafhankelijkheid, verzwaring der lasten tot het noodzakelijke moet worden beperkt en dat daarom nauwlettend moet worden nagespeurd, of het goede, dat men wil, wel evenredig is aan de verswaring der geldelijke lasten Met U, Mijnheer de Voorzitter, zal de Raad het belang rijk toenemen van het aantal en het bedrag in geld der ge- steunden in 1936 tegenover 1934 zeer ongunstig noemen, alsmede ook den neerslag van de economische crisis en werk loosheid, waardoor veel gezinnen, zaken en bedrijven den druk der tijden moeten dragen. Ook de Raad betreurt, dat daarin niet alleen nog geen opleving zichtbaar is, maar dat de toestand nog steeds ongunstiger wordt. En al is en wordt ook hier veel gedaan tot leniging van den nood, de gevol gen daarvan geheel wegnemen is niet mogelijk, doch laat ons hopen, Mijnheer de Voorzitter, dat in 1936 onder Uw be kwame leiding de nood van vele onzer stadgenooten zal worden verzacht of zoo mogelijk zal worden weggenomen. Al zijn er in dezen crisistijd op financieel gebied zeker niet veel lichtpunten te boeken en al wensch ik gaarne Uw mee ning in deze te onderschrijven, dat een sluitende begrooting nog niet tot de conclusie mag leiden, dat wij het keerpunt ten goede reeds hebben bereikt, toch is het voorzeker een verblijdend teelten, dat wij, vooral door het goede beleid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 13