13 FEBRUARI 1936.
151
willen nemen. Spr. dringt er op aan, dat bedoeld rapport
alsnog aan den Raad wordt overgelegd.
De heer VAN DER VEN vraagt, naar aanleiding van een
artikel in het Dagblad van Noord-Brabant, of het College
mededeelingen kan doen omtrent den stand van het onder
zoek naar de mogelijkheid tot het tegengaan van de veront
reiniging van het water der Mark. Spr. noemde den stank
in den afgeloopen zomer ondraaglijk.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer Heer op
zijn gezag niet zonder meer behoeft aan te nemen, dat er
van ondervoeding als verschijnsel geen sprake is. Hiernaar
is door den G. G. en G. D. een deugdelijk onderzoek in
gesteld. Dit is geschied tegelijk met het geneeskundig school
onderzoek, mede als gevolg van de ook in het vorig jaar
gestelde vraag betreffende ondervoeding. Er zijn, bij wijze
van steekproef, 3000 kinderen uit de verschillende scholen,
die in onderscheidene stadsgedeelten wonen, op ondervoeding
onderzocht. Mede is er op gelet, dat het vooral heeft plaats
gehad op scholen, bevolkt met kinderen, afkomstig uit de
minst draagkrachtige gezinnen. De conclusie is geweest, dat
van ondervoeding, als verschijnsel, gelukkig geen sprake is.
Dit wil niet zeggen, dat er hier en daar niet een geval zal
voorkomen, doch dit zal ook in betere tijden wel het geval
zijn.
Overlegging van het uitgebrachte rapport heeft voor den
Raad, volgens Spr., weinig nut. Het is doorspekt met medi
sche termen; en daardoor voor menigeen niet begrijpelijk.
Wil men, dat het rapport alsnog wordt overgelegd, dan kan
daaraan worden voldaan, doch Spr. vreest, dat de Raad er
niet wijzer door zal worden.
Betreffende de Mark-vervuiling is gisteren reeds een en ander
gezegd. Het werk, waarover onderhandelingen met het Werk
fonds gaande zijn, betreft juist de verbetering van de Mark.
Dit vraagstuk is reeds jaren aan de orde. Het is voor het