154 13 FEBRUARI 1936. dat niet genoeg bekendheid is gegeven aan de mogelijkheid om goedkoop te kunnen baden. Wethouder VAN MIERLO vindt, dat de controle op het baden tegen extra-laagtarief streng moet zijn om ontduiking te voorkomen. Wat de bekendheid betreft, vindt Spr. dat hiervoor speciaal voor de organisaties een taak is weggelegd. Dat doen zij ook op cultureel gebied voor de uitvoeringen, te geven door het U. S. O. Vorig jaar is de indruk gewekt, alsof de animo onder de werkloozen om van het badhuis gebruik te maken, indien de larieven voor hen zeer laag waren, groot zou zijn. De heer MEIJVIS hoopt, dat deze bespreking tot een beter resultaat zal leiden. De badmeester heeft gezegd, dat een betere regeling mogelijk is. Wethouder VAN MIERLO vindt, dat de badmeester beter deed, met dergelijke opmerkingen bij Burgemeester en Wet houders te komen. De post wordt daarop goedgekeurd en vastge steld. Volgnummer 426: Kosten van de volksbadplaats. De heer HEER zegt het volgende: Burgemeester en Wethouders zeggen in hun antwoord, dat uitbreiding van de volksbadplaats tot volkszwemplaats, met vergrooting van het aantal kleedgelegenheden, hun niet ge- wenscht. voorkomt. Zijn Burgemeester en Wethouders al eens op een heeten zomerdag in deze badplaats geweest? Ik wel! De ervaringen, welke ik daar heb opgedaan, zijn van dien aard, dat het de eerste en laatste keer is geweest, dat ik de volksbadplaats met een bezoek heb vereerd. Hoe komt men aan den naam „volksbadplaats"? Het lijkt meer op een mod-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 154