13 FEBRUARI 1936.
155
derbad, al is het dan geen hygiënisch modderbad. Men komt
er vuiler uit, dan men er in gaat. Er is veel belangstelling voor
dit bad, omdat er geen andere gelegenheid is; anders zou
ik uit gezondheidsoverwegingen voorstellen, dit bad
op te heffen. Maar juist omdat er zooveel belangstelling voor
bestaat, moet er een betere gelegenheid komen. Ik dring
ér daarom op aan om dit bad uit te diepen, zoodat de minder
gesitueerden ook een gelegenheid hebben, waar zij gratis
kunnen zwemmen. Ik hoop te dezer zake ook de tegenstan
ders van het gemengd zwemmen op mijn hand te krijgen.
De menschen gaan immers thans de plaatsen opzoeken waar
zij eens kunnen zwemmen; daarmede is de zedelijkheid toch
niet gediend.
Men vraagt mij, waar het geld voor het uitdiepen vandaan
moet komen? Ik wil er op wijzen, dat gisteren is medege
deeld, dat de heer Van Brink geen gebruik wenscht te
maken van de toezegging van den Raad in zake het uitdiepen
van zijn inrichting. Dat voordeeltje is m.i. een goede aan
leiding om het te gebruiken voor het uitdiepen van de kos-
telooze volksbadplaats.
Wethouder VAN MIERLO erkent, dat het in den zomer te
druk kan zijn in de volksbadplaats. Dit euvel is waarschijnlijk
niet te ondervangen, tenzij men een matige entree gaat heffen.
Vele moeders sturen hun kinderen den heelen middag naar
deze badplaats, omdat zij weten, dat zij daar onder goed
toezicht zijn. Dit is echter de bedoeling niet van de inrichting.
Spr. blijft er bij, dat het uitdiepen niet urgent is. Er zijn
vele dingen in de Gemeente, welke hierbij voorgaan. Gisteren
nog is er een inkomstpost van ongeveer f 30.000,van de
begrooting geschrapt. De Raad moet inzien, dat wenschelijke
maar niet direct noodzakelijke werken, niet moeten worden
uitgevoerd in het financieel belang van Breda. Bovendien
moet bedacht worden, dat de Gemeente deze inrichting
slechts huurt van den heer Van Brink. De Raad moet
zich tweemaal bedenken, vooraleer hij medewerkt om een