158 13 FEBRUARI 1936. van zijn vraag omtrent het verschil in huur van winkelhuizen aan den Haagweg, wordt gezegd: „het huurverschil houdt verband met de ligging; de huren zijn vastgesteld na over leg met de Regeering en ons College". Spr. wijst er op, dat op de 206 woningen er acht winkelhuizen zijn. Daarvan doen er zes f 10,per week huur. Spr. vraagt, waarom er thans nog één winkelhuis moet zijn, dat f 12,huur per week moet opbrengen. Hij dringt er op aan, de huur van dit huis op f 10,per week terug te brengen, zoodat zij gelijk is aan de andere. Wethouder VAN MIERLO zegt kort te kunnen zijn. De woningbouwvereeniging heeft in eerste instantie zelf uit te maken, hoe zij die winkelhuizen wil verhuren. Burgemeester en Wethouders hebben daarop alleen toezicht; hiertoe be hoort op de eerste plaats, dat zij er voor zorgen, dat de woningen niet te laag worden verhuurd. Het ligt niet op den weg van het College om de huren te drukken, als de bouwvereeniging zelf geen stappen doet. De post wordt daarop goedgekeurd en vastge steld. Hoofdstuk V wordt vervolgens in zijn geheel goedgekeurd en vastgesteld. HOOFDSTUK VI: Openbare Werken. De heer KROONE zegt het volgende: In het Centraal Rapport lezen wij het volgende: „Meerdere leden vragen, waarom de arbeidsvoorwaarden „voor de losse bouwarbeiders zoodanig worden gesteld, dat „deze practisch nimmer recht hebben op vacantie". In het antwoord van Burgemeester en Wethouders wordt hieromtrent het volgende gezegd: „De arbeidsvoorwaarden, waarin begrepen de vacantie van „de losse arbeiders, zijn geregeld in het Werkliedenreglement

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 158