13 FEBRUARI 1936.
160
arbeidsovereenkomst, welke de losse arbeiders bij indienst
treding bij de Gemeente moeten teekenen, luidt als volgt:
„De werkman heeft recht op 12 werkdagen vacantie per
„jaar. Het recht op vacantie ontstaat eerst nadat de dienst
betrekking onafgebroken 6 maanden heeft geduurd, in welk
„geval 6 dagen vacantie kan worden genoten. Na 9 maanden
„kunnen alsnog 3 dagen en na 12 maanden wederom 3
„dagen worden genoten.
„In het jaar, waarin de werkman den dienst zal verlaten,
„zullen slechts zooveel dagen vacantie worden gegeven als
„de werkman maanden in dienst zal zijn."
Hieruit blijkt dus, dat men eerst recht heeft op vacantie,
als de dienstbetrekking zes maanden onafgebroken heeft
geduurd.
Daar het nu sporadisch, om niet te zeggen in het geheel
niet meer voorkomt, dat een losse arbeider 6 maanden onaf
gebroken in gemeentedienst is, wil het practisch zeggen, dat
deze losse arbeiders nimmer recht hebben op vacantie.
Aangezien deze arbeiders dus hier in ongunstiger positie
verkeeren dan dezelfde arbeiders in particulieren dienst, zou
ik het College willen verzoeken, de individueele arbeids
overeenkomst zoodanig te wijzigen, dat zij, die hieronder
moeten werken, gelijkgesteld worden met hun collega's ia
het particuliere bedrijf.
De heer DE JONG verzoekt het rapport over de werking
van de schoonheidscommissie in andere gemeenten zoo spoe
dig mogelijk ter visie te leggen.
De heer VAN KEEP vraagt, hoe het staat met de her
ziening van het uitbreidingsplan en wanneer deze kan wor
den tegemoet gezien.
Wethouder VAN MIERLO zegt, naar aanleiding van de
vraag van den heer Van Keep, dat het bekend is, dat
de Raad het besluit heeft genomen, dat herziening van het