13 FEBRUARI 1936. 161 uitbreidingsplan zal moeten geschieden. Nu de Raad dat besluit genomen heeft, is hij ook verplicht daaraan binnen één jaar gevolg te geven, zulks ingevolge de Woningwet. De schoonheidscommissie heeft vele gemoederen in be weging gebracht; te dien aanzien heerscht weinig eenstem migheid. Er zijn evenveel gemeenten die er geen als die er wel een hebben. Burgemeester en Wethouders hebben zich om inlichtingen tot andere gemeenten gewend. Er is geen bezwaar tegen, te zijner tijd hiervan mededeeling te doen en daarbij te vermelden, hoe de schoonheidscommissies zijn samengesteld. De heer Kroone gaat er van uit, dat de loonen van de losse werklieden slechter zouden zijn dan die in het par ticulier bedrijf en dat die menschen werken beneden de voorwaarden van het landelijk collectief arbeidscontract. Spr. wil opmerken, dat het nog niet zoo kwaad met hen is ge steld. Hetgeen de heer Kroone aansnijdt is niet zoo ge makkelijk. De losse werklieden vallen onder de bepalingen van het Werkliedenreglement, waarin ook wel voorwaarden te vinden zijn, welke niet zullen voorkomen in het landelijk collectief arbeidscontract en die gunstiger zullen zijn dan die, welke gelden voor het particuliere bedrijf. De vraag is ook, of en in hoeverre in de bouwwereld het landelijk collectief arbeidscontract wordt nageleefd. Als men dat ging onderzoeken, dan zou men, naar Spr.'s meening, bedrogen uitkomen. De Gemeente heeft echter een andere regeling, welke ook door den heer Kroone naar voren is gebracht, n.l. dat na 6 maanden dienst een recht op 6 dagen vacantie ontstaat, na 9 maanden 9 en na 12 maanden 12 dagen. Tegen den inhoud van dit individueel contract is nimmer bezwaar gemaakt. Feit is ook, dat de menschen, die in dienst der Gemeente zijn, nimmer worden ontslagen tegen de feest dagen; zij krijgen dan hun volle loon doorbetaald. Dit is een andere manier van vacantie geven, met behoud van loon. Een*|nd$- bezwaar is, dat er in de Gemeente ten aanzien der losse arbeiders een bepaalde indeeling bestaat. Er zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 161