164
13 FEBRUARI 1936.
toe, dat, indien de betreffende persoon uitbetaling verlangde,
hij nooit meer zou worden aangenomen"
Mijnheer de Voorzitter, deze handelwijze van den Directeur
verdient afkeuring en ik zou U dan ook willen verzoeken,
deze erop te wijzen, dat een dergelijk optreden ongepast is.
Ik blijf er dan ook op aandringen, dat door het College
nog eens zal worden nagegaan, op welke manier een oplos
sing is te vinden, en daarna dienovereenkomstig de individu-
eele arbeidsovereenkomst te wijzigen, of zoonoodig een voor
stel bij den Raad in te dienen.
De heer VAN KEEP zegt, dat hij geen voorstander van
een schoonheidscommissie is. Er bestaat geen behoefte aan.
Spr. wil een commissie, bestaande uit deskundigen, wanneer
er werkelijk meeningsverschillen bestaan. De ondervinding
heeft immers z.i. geleerd, dat juist bij instelling van een
schoonheidscommissie de meeningsverschillen toenemen.
De heer KROONE zegt, dat de heer Van Keep een
commissie wil van deskundigen uit Breda. Spr. gelooft, dat
een op die manier samengestelde commissie niet veel effect
zal sorteeren; men zal daarin personen moeten benoemen,
die niet in Breda wonen.
Wethouder VAN MIERLO geeft den heer Kroon e den
raad zich voortaan rechtstreeks tot Burgemeester en Wet
houders te wenden, wanneer hij meent, dat er in strijd met
het Werkliedenreglement door de Directies wordt gehan
deld. Het College staat er op, dat het Werkliedenreglement
goed wordt toegepast. Spr. wil niet zeggen, dat het systeem
geheel en al deugt. Hij wil deze zaak nog eens nagaan en
haar nader in het College bespreken.
De heer MABELIS zegt, dat in het antwoord van Burge
meester en Wethouders op het Centraal Rapport, de ziens
wijze betreffende de bekorting van de kermis niet wordt
gedeeld. Zooals Burgemeester en Wethouders zullen begrij-