13 FEBRUARI 1936. 166 Om echter hieraan tegemoet te komen wil Spr. de kermis geleidelijk met één dag bekorten, totdat de duur vijf dagen is. Betreffende de opmerking van Burgemeester en Wethou ders, dat de middenstand door een verminderden toeloop van buiten, schade zal lijden, wil Spr. zeggen, dat die toeloop toch slechts op enkele dagen en niet de geheele week plaats heeft. Voorts zijn er heel veel middenstanders, die schade van de huidige kermis ondervinden, zooals b.v. de bakkers, de kruideniers en niet te vergeten, de huisbazen. Vraagt men die menschen, of zij voordeel van de kermis hebben, dan zal men een ontkennende beantwoording hooren. Spr. ge looft ook, dat het inkorten van de kermis voor de café's een voordeel zou zijn. Er zijn dagen in de kermisweek, dat er in die inrichtingen niets te doen is, terwijl b.v. toch de kosten van een orkest e.d. bestaan. Met een bekorting van den kermisduur zouden dus ook de caféhouders gebaat zijn. Spr. gelooft, dat men niemand schade zal berokkenen door het bekorten en daardoor terugbrengen tot juistere propor ties van den duur van een feest, dat uit den tijd is. Hierop dient Spr. het navolgende voorstel in: „De Raad der gemeente Breda; „overwegende, dat het wenschelijk is om over te gaan tot „geleidelijke bekorting van de kermis; „besluit „dat de kermis zal eindigen: „in 1936: des Zaterdags; „in 1937: des Vrijdags; „in 1938: en volgende jaren: des Donderdags, volgende op „den derden Zondag in October, telkens om 24 uur." De heer BROOS zegt, zich te kunnen indenken, dat de kermis voor vele gezinnen offers vraagt; wat hem betreft, kan men haar gerust afschaffen. Als Burgemeester en Wethouders echter verklaren, dat zij nog op hetzelfde standpunt staan als in 1932, kan hij zijn stem aan het voorstel van den heer M a b e 1 i s niet geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 166