168
13 FEBRUARI 1936.
niet gehoord. Spr. wil er op wijzen, dat thans blijkt, da. de
vraag in het Centraal Rapport niet goed tot haar recht is
gekomen. Daarin staat, dat meerdere leden vragen, of de
benarde tijdsomstandigheden een reden zijn om te komen
tot geleidelijke bekorting van de kermis. Burgemeester en
Wethouders hebben, bij het lezen dezer vraag, gedacht, dat
het in de bedoeling van de stellers dezer vraag lag om een
crisisbepaling in te voeren. Thans blijkt echter duidelijk,
dat de vraag in het Centraal Rapport niet in overeenstem
ming is met de bedoeling van den heer Ma bel is, dD
verder strekt.
De kwestie van het wegwerken van den laatsten dag is
niet eenvoudig. Dit is mede de meest bezochte dag; door
het vervallen ervan, bestaat de kans op mindere ontvangst
van staangeld. Van den middenstand zijn nooit zwaarwich
tige bezwaren ingekomen; wel zijn klachten gehoord over
de wijze van plaatsen der kermiskramen. Zooals bij alles,
zijn er middenstanders, die van de kermis voordeel hebben
en die er schade door lijden.
Spr. ontkent, dat de kermis uit den tijd is; dit blijkt hier
uit, dat de opbrengst van het staangeld, jaar in, jaar uit,
hetzelfde is, t.w. rond f 20.000,De inschrijvingssommen
worden bepaald naar de animo. Hoe kan men dan zeggen,
dat de kermis uit den tijd is, vraagt Spr. Spr. is steeds blij,
als de rust op de Markt is wedergekeerd. Maar dat is iets
anders dan het instituut, waaraan Breda gehecht is, als een
kwaal te bestrijden; dit is volgens Spr. onjuist. Wanneer
men nadere inlichtingen wenscht, zullen Burgemeester en
Wethouders die geven. Men moet echter ook bedenken, dat
de vraag - welke eigenlijk niet met crisis te maken heeft
financieel belang kan hebben. Burgemeester en Wethouders
zullen deze zaak bekijken.
De heer MABELIS kan zich voorstellen, hoe dat bekijken
zal uitvallen. De Voorzitter heeft wel gezegd, dat zijn voor
stel niet gefundeerd is, maar hij heeft het bestreden alsof