13 FEBRUARI 1936.
169
het dat wel is. Men kan dus wel aanvoelen hoe dat prae-
advies zal zijn.
Spr. meent naar voren gebracht te hebben om de kermis
te bekorten, maar niet om haar af te schaffen. De Voorzitter
zegt nu wel, dat de kermis leeft in het volk, maar het is
Spr. opgevallen, dat juist de volksstem in den Raad hem is
bijgevallendaaruit blijkt, dat de kermis in die kringen weinig
gewaardeerd wordt.
Spr. is afgegaan op hetgeen Burgemeester en Wethouders
destijds hebben aangevoerd; toen was de eerste Zondag de
belangrijkste, nu weer de laatste. Om aan het bezwaar van
het doen vervallen van den laatsten Zondag tegemoet te
komen, wil Spr. heel graag meegaan met een voorstel om
de kermis op Woensdag te laten beginnen, zoodat dan de
laatste Zondag behouden blijft.
De buitenmenschen komen slechts één of twee dagen
naar de kermis. Dit blijft bestaan, ook als de kermis ingekort
wordt. Over de kwestie van den middenstand, is de Voor
zitter gemakkelijk heengeloopen. Spr. wil zeggen, dat de
bakkers e.a. niet direct klaar staan om hun bezwaren aan
Burgemeester en Wethouders over te brengen. Hij ziet overi
gens geen redenen om zijn voorstel in te trekken. Spr. be
grijpt zeer wel de vraag, betreffende het aanvoeren van mo
tieven voor zijn voorstel; men weet heel goed, dat hij nog
andere motieven voor afschaffing heeft, maar hij vindt het
voldoende wanneer hij hier redenen aanvoert, welke de
Raad deelt. Een ieder weet, hoe Spr. persoonlijk over de
kermis denkt. Als hij iets in dezen Raad voorstelt, heeft hij
er echter altijd rekening mede te houden, dat er verschillende
stroomingen in den Raad zijn, zoodat het tot stand te bren
gen besluit veelal een compromis van meeningen is. Spr.
herhaalt, dat de kermis een vermakelijkheid is, welke uit den
tijd is en dat zij een bezwaar is voor menschen met een be
scheiden inkomen.
De VOORZITTER zegt, dat het hem het beste lijkt deze