13 FEBRUARI 1936.
175
De heer HEER zegt hierna het volgende:
Bij het nalezen van het verslag der gemeente Breda over
1934, viel mijn oog op enkele opmerkingen over de openbare
lagere school aan de Boschstraat. Op bladzijde 4 van het
verslag der commissie van toezicht op het lager onderwijs,
staat o.a.„het hoofd dezer inrichting betuigt zijn spijt,
„dat het Gemeentebestuur nog steeds niet er toe heeft kun-
„nen besluiten, de zoo zeer gewenschte verbeteringen in
„het gebouw aan te brengen."
Ik achtte het de moeite waard om eens na te gaan, waarin
de noodzakelijke verbeteringen zouden moeten bestaan. Ik
vermoedde echter niet, dat ik voor een drama zou worden
geplaatst. We leven in een tijd, waarin de jeugd méér dan
ooit noodig heeft: licht, lucht, gezellige sfeer, hetwelk door
verschillende doktersmeeningen wordt onderschreven. In
dezen tijd staat er echter aan de Boschstraat een openbare
lagere school, welke een gevangenis lijkt. Zij heeft een ake-
ligen ingang, donkere lokalen en twee gangen als speelplaats.
In 1933 heeft het hoofd dezer school een rapport over dit
gebouw aan het College van Burgemeester en Wethouders
ingezonden. Ook de Directeur van de G. G. en G. D. heeft
het Gemeentebestuur op noodzakelijke verbeteringen gewe
zen. Deze kunnen voor het College een leidraad zijn. Alle
verbeteringen behoeven niet meer te worden aangebracht,
niet omdat dit al gebeurd is, neen, maar omdat het aantal
klassen ingekrompen is. De overgebleven bezwaren vragen
echter steeds dringender om een oplossing. Het door Bur
gemeester en Wethouders gegeven antwoord is overigens
niet in overeenstemming met mijn vraag. Ik heb gevraagd,
waarom geen verbeteringen zijn aangebracht. Hierop hebben
Burgemeester en Wethouders geantwoord: „dat een voorstel
„tot verbetering eerlang kan worden tegemoet gezien".
Waarom nog niet tot verbetering is overgegaan, is niet be
antwoord. Ook is door Burgemeester en Wethouders niet
geantwoord op mijn vraag, of het misschien wenschelijker
is tot algeheele vernieuwing dezer school over te gaan. Voor