182
13 FEBRUARI 1936.
antwoord op de in het Centraal Rapport ter zake gestelde
vragen mij niet bevredigen kan. Burgemeester en Wethou
ders willen blijkbaar gescheiden houden de gedachte van de
viering van het 10-jarig bestaan van het Oranje-Comité cn
die van een Koninklijken verjaardag. Het College is ook
van meening ik heb daaraan niet getwijfeld dat bij de
viering van de verjaardagen van leden van het Oranjehuis
rekening moet worden gehouden met te dien aanzien be
staande verlangens bij die leden zelf. Maar, wanneer dan de
viering van zoo'n verjaardag samenvalt met die van het 10-
jarig bestaan, dan wordt het blijkbaar volkomen normaal
gevonden, dat die verlangens ondergeschikt worden gemaakt
aan dat wat men zelf stelt als eisch voor de viering van het
10-jarig bestaan.
Mijnheer de Voorzitter. Ik kan die meening niet deelen.
Het Oranje-Comité trekt zijn leden om den naam van Oranje.
Als zoodanig, als Oranje-Comité, ontvangt het ook de gemeen
telijke subsidie. Dan behoort dat Comité ook bij ieder open
baar optreden naar buiten dat te doen overeenkomstig zijn
karakter als Oranje-Comité. En wanneer het aan een dus
danig optreden dan wil verbinden de herdenking van een
op zich zelf verheugend feit, zijn 10-jarig bestaan, dan
behoort nochtans het laatste ondergeschikt te zijn aan het
eerste en niet omgekeerd, zooals in 1935 plaats vond. Ook
heeft het Comité er zeker zorgvuldig tegen te waken, dat
het niet practisch een deel der aanhangers van Oranje van
de deelname aan de door het Oranje-Comité georganiseerde
feestelijkheden uitsluit. En dat doet het door zijn feesten
op den Zondag te doen plaats vinden.
Mijnheer de Voorzitter. Waarom ik deze aangelegenheid
ter sprake bracht? Uit sympathie voor het Oranje-Comité.
En omdat ik gaarne dat Comité de sympathie van nog meer
deren zou doen verwerven; omdat ik het doel van het Comité:
liefde te wekken voor het Oranjehuis en luister bij te zetten
aan onze nationale feestdagen zoo bijzonder mooi vind.
En waarom ik deze aangelegenheid hier ter sprake bracht?