190
13 FEBRUARI 1936.
De heer SPOELDER zegt het navolgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Het is thans de vijfde maal, dat hier een beroep gedaan
moet worden op het College van Burgemeester en Wethou
ders en op den Raad om te komen tot verlaging der perso-
neele belasting voor de café- en restauranthouders en deze
terug te brengen op 2/3, zoodat zij gelijk komen te staan
met hotelhouders en verhuurders van gemeubileerde kamers.
Het is mijn vaste overtuiging, dat Uw College in het bij
zonder de Wethouder van Financiën, wien deze zaak het
meest aangaat, zooals hij gisteren ook nog zelf zeide ten
opzichte van deze zaak van goeden wil is.
De moeilijkheid blijkt evenwel te zijn: Waar halen wij
die f 6000,— vandaan om die bedrijven ter wille te kunnen
zijn? Ik meen Uw College hiervoor een oplossing aan de
hand te kunnen doen door Uw aandacht te vestigen op dat
gene, wat de gemeente 's Gravenhage besloot bij de begroo
ting voor 1936. Daar verklaarde het College in te zien, dat
ook Den Haag wel het voorbeeld van de meeste andere
groote gemeenten zou moeten volgen, overtuigd als het
was wat natuurlijk ook Uw College is dat de perso-
neele belasting te zwaar drukt op de café's en restaurants.
Maar ook in Den Haag zat men met de moeilijkheid, hoe
het daarvoor benoodigde bedrag te compenseeren. Men zocht
daarom naar de hoogere belasting van een zuiver luxe-object
en men heeft dit gevonden in een verhooging van de wet
telijke tarieven der personeele belasting voor den grondslag
„motorrijtuigen", waarmede een hoogere opbrengst tot een
ongeveer gelijk bedrag kon worden verkregen als voor het
café- en restaurantbedrijf moest worden vrij gegeven. Daarbij
komt, dat het houden van een auto of motorfiets, welke niet
voor het bedrijf of beroep dient, in het algemeen als een
luxe kan worden beschouwd en dat juist het snelverkeer de
gemeente in velerlei opzicht voor belangrijke uitgaven stelt
ter zake van regeling en beveiliging van het verkeer en ook