24 MAART 1936. 219 stand zoo spoedig mogelijk een einde wordt gemaakt. Spr. moet derhalve aanhouding van de behandeling van dit voor stel ontraden. De heer Cohen vraagt een overzicht van het verschil in opbrengst van beide regelingen. Dit is onmogelijk; men kan op het oogenblik niet weten, hoevelen er in de toekomst ziek zullen zijn. Bovendien is het een ontzaglijk werk om dit na te doen gaan ten aanzien van een afgeloopen jaar, hetgeen bovendien niet het minste nut heeft; er zijn op het oogenblik 2000 kaarten in omloop, welke aan de hand van de oude en de nieuwe regeling zouden moeten worden nagerekend; enkele ambtenaren zouden daaraan wekenlang werk hebben. De heer COHEN persisteert bij zijn verzoek om uitstel. Spr. begrijpt heel goed, dat men op het oogenblik niet kan opgeven, hoevelen er in de toekomst van de nieuwe regeling zullen profiteeren, doch men kan toch wel den toestand over 1935 als uitgangspunt nemen en dan een vergelijking treffen tusschen de oude en de nieuwe tarieven. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat er bij nader inzien geen 2000, doch minstens 4000 kaarten in omloop zijn. Een vergelijking, als door den heer Cohen bedoeld, is een veelomvattend werk, dat weinig nut zou hebben, daar het ten slotte toch maar de vraag is, of de vergoeding redelijk is. De VOORZITTER merkt op, dat het door den heer Co- hen gewenschte onderzoek inderdaad een vrij nutteloos werk zou zijn. Het gaat hierbij om de vraag, of de tarieven „an sich" goed zijn; deze kwestie nu is voldoende voorbereid, zoodat er geen bezwaar tegen kan zijn het voorstel thans in behandeling te nemen. Dit dringt des te meer, daar de lasten voor de Gemeente tengevolge van de nieuwe regeling minder zwaar zullen worden. De heer COHEN stelt voor, de behandeling van dit voor stel aan te houden. De schade, welke de gemeentekas hier door lijdt, kan niet groot zijn; zij kan hoogstens een paar honderd gulden bedragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 219