221
24 MAART 1936.
de regeling niet veranderd behoefde te worden, daar zij
zich vanzelf zou aanpassen aan de nieuwe loontoestanden.
Spr. gaat dan ook niet accoord met de voorgestelde regeling.
Hij stelt voor, de oude regeling te handhaven.
Wethouder VAN MIERLO zegt, naar aanleiding van de
door den heer Van Houten aangehaalde passage, be
treffende de daling van de inkomens over de geheele linie,
dat deze blijkbaar niet verder heeft doorgelezen, anders had
hij ook het volgende gelezen: „Dit zou op zich zelf be
schouwd niet voldoende reden behoeven te zijn om in de
„normen en tarieven, vermeld in gemeenteblad no. 462,
„verandering te brengen, ware het niet, dat met een wijzi-
„ging, welke een besparing voor de Gemeente zal opleveren,
„toch nog een behoorlijke voorziening ten behoeve van de
„onvermogenden en minder draagkrachtigen kan worden
„gewaarborgd". Dit nu is juist de quintessens van de zaak.
Of de normen der bijdragen iets hooger of lager moeten
zijn, is een kwestie van aanvoelen en persoonlijke bereke
ningen; zij zijn niet precies aan te wijzen. Wat de heer Van
Houten wil, namelijk de oude regeling handhaven, moet
Spr. ten sterkste ontraden; dit zou medebrengen, dat zelfs
een groot deel van het gemeentepersoneel niets of bijna
niets zou behoeven bij te dragen in kosten van verpleging.
We moeten allemaal omlaag; dat is nu eenmaal zoo; dus
moet er ook te dezen aanzien gewijzigd worden. Spr. acht
het onder de tegenwoordige omstandigheden toch onjuist,
dat een lid van een gezin van 6 personen met een inkomen
van f 24,per week kosteloos moet worden opgenomen
in een ziekeninrichting. Men zou op die manier komen tot
een getal van 16.000 personen d.i. y3 der bevolking
dat in de termen zou vallen voor kostelooze of ten deele
kostelooze geneeskundige behandeling. Dit is niet meer reëel.
Immers, het overige deel der bevolking heeft evenzeer met
de economische crisis te kampen en heeft ook zware zorgen