24 MAART 1936. 223 nemen ligt, rekening te houden met het gezinsinkomen vóór de opneming in de ziekeninrichting of gedurende de ver pleging. Wethouder VAN MIERLO verklaart, dat rekening zal worden gehouden met het gezinsinkomen ten tijde van de verpleging. Spr. verzekert nogmaals, dat de regeling soepel zal worden toegepast. Wethouder VAN DER WERF merkt op, dat de heer Van Houten het doet voorkomen alsof het hier een aanpassingsvoorstel betreft. Men moet echter bedenken, dat de oude regeling dateert van 1928. Er is sedert dien tijd veel veranderd op het gebied der conjunctuur; de levens omstandigheden zijn ontegenzeglijk belangrijk gewijzigd. Men moet de voorgestelde regeling dan ook opvatten als een correctie. De heer VAN HOUTEN wijst er op, dat Wethouder Van M i e r 1 o heeft gezegd„We moeten allemaal omlaag, dus „moet er ook te dezen aanzien gewijzigd worden", terwijl Wethouder Van der Werf verklaart, dat men de nieuwe regeling enkel maar moet opvatten als een correctie. Dit is in lijnrechte tegenspraak met elkaar. Spr. gelooft echter, dat het wel degelijk in de richting van aanpassing gaat. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 41. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het opnieuw vaststellen van verordeningen op de heffing en invordering van rechten, als bedoeld in artikel 21 der Be smettelijke Ziektenwet, voor door den Gemeentelijken Ge neeskundigen en Gezondheidsdienst verrichte diensten (Bij lagen 1936, no. 62).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 223