22 APRIL 1936.
241
aan de belangen der kennis-exploitanten. Het risico op slecht
weer in den tijd, waarin de kermis gehouden wordt, maakt
het hebben van eenige reserve-dagen noodig om de regen
dagen goed te maken. Het voornaamste in dit argument
acht ik dit, dat Burgemeester en Wethouders hier de meening
uitspreken, dat voorgenomen kermisbezoek, dat toch veelal
op een bepaalde dag of dagen is vastgesteld noemt men
zelfs bepaalde kermisdagen niet naar het bezoek van bepaalde
bevolkingsgroepen?'' zich zeer wel naar andere dagen
laat verleggen als de omstandigheden hier het weer
daartoe dringen. Ik ben dit volkomen met Burgemeester en
Wethouders eens. Het kermisbezoek regelt zich heel mak
kelijk naar de omstandigheden. En het kermisbezoek, dat
zich vrijwillig schikt naar den onberekenbaren factor: het
weer, zal zich nog veel makkelijker voegen naar een bekend
en vaststaand gegeven: den duur der kermis. Het is dan
ook niet duidelijk, waarom Burgemeester en Wethouders ten
aanzien van het café- en restaurantbedrijf een anderen gang
van zaken verwachten. Ook hier toch zal het voorgenomen
kermisbezoek zich grootendeels regelen naar de geboden
gelegenheid. Redelijk is het te verwachten, dat het debiet,
dat deze groep op te vervallen dagen zal missen, voor een
belangrijk deel zal worden goed gemaakt op de overblijvende
dagen.
Hetzelfde geldt voor het vervallen van een der Zondagen.
Aangenomen mag worden, dat zeker het bezoek van buiten
de stad zich van den te vervallen Zondag zal verplaatsen
naar den overblijvenden.
Een vergelijking met Tilburg zou niet opgaan, omdat de
kermis daar een ander karakter draagt, meeneri Burgemeester
en Wethouders. Het is niet duidelijk waarom, als men in
een stad als Tilburg, waar veel intensiever met de kermis
wordt medegeleefd, waar nagenoeg het heele zakenleven
tijdens de kermis wordt stilgelegd, aan vijf dagen genoeg
heeft, dan in Breda, waar de kermis er veel minder in zit,
niet met vijf dagen kan worden volstaan. De kermis heeft