244 22 APRIL 1936. kan de kermis verdwijnen. Volledige handhaving is dan alleen nog te verdedigen, indien er niet alleen geen aantoon baar schadelijke invloeden, maar wanneer er juist een aan toonbaar verheffende invloed, een opvoedende kracht van uit zou gaan. En dat dit het geval is, zal wel niemand willen beweren. Het is terecht in de vorige vergadering door den heer Van Houten gezegd: „Er is tegenwoordig wei edeler vermaak dan het kermisvermaak". En ik ben er van overtuigd, dat verreweg het grootste deel der bevolking m onze stad er zoo over denkt. Mijnheer de Voorzitter. Ik ben van meening, dat de Over heid goed doet slechts dat te regelen, wat uit het leven zelf is gegroeid. Wanneer wij hier de kermis gingen bekorten, terwijl de behoefte aan een onverkorte kermis nog leefde, dan zou dat een kwaad kunnen zijn. Dan ware te vreezen, dat een andere uitweg zou worden gezocht, waardoor het middel erger zou blijken dan de kwaal. Die vrees behoeft hier niet te bestaan. Wie zijn oor te luisteren legt, merkt hoogstens onverschilligheid ten opzichte van de kermis, meer nog instemming met bekorting op. En nu de zaken zóó staan, is er voor den Raad alle aanleiding tot bekorting over te gaan. De materieele nadeelen, die sommige middenstanders daarvan vreezen, zullen gering en weer andere middenstanders ten voordeel zijn. De schade voor de gemeentekas kan niet van groote beteekenis worden. Voor een groot deel der be volking zullen de voordeelen zoowel van materieelen als van zedelijken aard van beteekenis zijn, terwij! toch ook de geestelijke winst, die door een bekorting van de kermis kan worden verkregen, wel in rekening mag worden gebracht. En de Raad zal daarmede een toestand scheppen, waarmede de gevoelens der bevolking volkomen harmonieeren. Mijnheer de Voorzitter. Ik meen dan ook, dat mijn voor stel is in het algemeen belang onzer stad en passende bij de gevoelens, die leven in de bevolking. Met volle vrijmoe digheid wordt het dan ook door mij gehandhaafd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 244