22 APRIL 1936. 247 De lieer LOONEN verwacht, dat de heeren M a b e 1 i s en S p o e 1 d e r met hun voorstellen niet zullen bereiken, wat zij denken. Als men de kermis inkort lot vijf dagen, kan het zijn dat er in dien tijd evenveel gebeurt als anders in een week; men zal trachten in die vijf dagen zooveel mogelijk te profiteeren; men zal vrijaf willen hebben en daardoor nog meer verteren dan anders. S De heer VAN ARENDONK zegt, naar aanleiding van de opmerking van den heer M a b e 1 i s dat het onderzoek te eenzijdig is geweest, dat aan 18 verschillende middenstands organisaties, waarin alle bedrijven, ook de bakkers, zijn ver tegenwoordigd, is gevraagd, hoe zij over bekorting van de kermis dachten. Niettegenstaande het dagelijksch bestuur voor bekorting was, heeft het centraal bestuur zich voor handhaving van den bestaanden toestand uitgesproken. De heer DE JONG verklaart in principe te onderschrijven hetgeen de heer S p o e 1 d e r gezegd heeft. Spr. is dus persoonlijk voor bekorting van den kermisduur. Het lijkt hem in verband met de omstandigheid, dat verschillende groepen der burgerij gehoord zijn, nog wel van beteekenis, dat ook nog andere bevolkingsgroepen, o.a. de arbeiders organisaties, van hun gevoelens doen blijken. Het komt Spr. daarom het beste voor, thans geen definitieve beslissing in deze te nemen, doch de verdere behandeling van de zaak op te schorten totdat dit gebeurd is. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Mabelis be zwaar had tegen de wijze, waarop door Burgemeester en Wethouders advies is ingewonnen; zij zouden daarbij te eenzijdig te werk zijn gegaan. Nu gaat men gewoonlijk om advies bij degenen, die het meest van de zaak, waarom het gaat, af weten, er invloed van ondervinden en belangheb bend zijn. Het Gemeentebestuur doet dat steeds bij allerlei zaken, zooals salariskwesties, industrieele en geestelijke aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 247