22 APRIL 1936
253
met inkorting tot vijf dagen, waardoor de kermis hoogstwaar
schijnlijk nog intensiever gevierd zal worden. Het is echter
niet twijfelachtig, dat inkorting voor de Gemeente een groot
financieel nadeel zal beteekenen, derhalve kan Spr. niet met
de voorstellen van de heeren Mabel is en Spoel der
medegaan.
De VOORZITTER wil den heer M a b e 1 i s opmerken,
dat, als iemand een wensch te kennen geeft, het toch gerecht
vaardigd is, dat men hem naar de oorzaak daarvan vraagt.
Het staat den persoon in kwestie dan vrij, die beweegredenen
voor zich te houden, maar men mag er toch naar vragen.
Verder verklaart Spr., dat het hem nog niet duidelijk is, wat
de heer S poelder in eersten termijn als beginselkwestie
heeft opgezet; als hij voorstander van het afschaffen der ker
mis is, dan is hij een slecht verdediger van zijn beginsel,
wanneer hij het zoo inkleedt als hij nu gedaan heeft.
De heer SPOELDER verklaart, in eerste instantie gezegd
te hebben, dat hij als principieel tegenstander van de kermis
eigenlijk de afschaffing daarvan moest wenschen; hij heeft
echter bij zijn voorstel verzachtende omstandigheden in aan
merking willen nemen. Spr. is het met den Voorzitter en
met Wethouder Van der Werf eens, dat met principes
niet te handelen valt. Hij is dan ook bereid, zich aan zijn
principe te houden en daaruit de consequenties te trekken,
m.a.w. hij is bereid zijn voorstel te wijzigen in een tot af
schaffing van de kermis.
De heer MABELIS zegt, naar aanleiding van de opmerking
van den heer Van der Werf, dat, als men alles wat
men zelf wil, zou willen doorzetten, ons land met zijn ge
mengde bevolking niet te regeeren zou zijn. Er wordt niet
één belangrijke wet gemaakt, of zij berust op een compromis
tusschen de politieke partijen. Zoo moet men ook hier zien,
wat men bereiken kan en bij zijn voorstellen rekening houden