22 APRIL 1936. 259 geen collectief contract; in sommige, waar het wel bestaat, is het wellicht een enkele groot-werkgever, die er aan deel neemt. Voorts herinnert Spr. er in dit verband aan, dat er voor de levering van drukwerken een aparte regeling door den Raad is getroffen. Wethouder VAN MIERLO voelt er alles voor, het tot standkomen van een behoorlijke organisatie van het bedrijfs leven te stimuleeren. Er is voor hem echter altijd nog het bezwaar, dat de consument in deze niet gekend wordt. Spr. vreest, dat de door de minderheid van het College voorge stelde regeling in de practijk aanleiding zal geven tot dezelfde moeilijkheden als men indertijd met de drukkers heeft mede gemaakt. De VOORZITTER vraagt zich af, waarom men een besluit, zooals de minderheid van het College wenschelijk acht, zou nemen. Door alle Sprekers is warme sympathie met het streven naar een betere organisatie van het bedrijfsleven geuit; ook het College in zijn geheel staat er sympathiek tegenover. De vraag is maar, of men er aldus aan mede zal doen; ligt dit wel op den weg der Gemeente? Dat het hier een zaak van algemeene bedrijfsordening betreft, wordt ook gevoeld door den steller van het verzoek. De zaak behoort dan ook in de eerste plaats van Rijkswege aangevat te worden. Ove rigens sluit Spr. zich aan bij de betuigingen van sympathie voor het streven naar ordening van het bedrijfsleven. Wethouder VAN DER WERE verklaart, het met den Voorzitter eens te zijn, dat deze aangelegenheid eigenlijk door den Rijkswetgever geregeld behoorde te worden. Maar, aangezien dit een lange weg is, kan daarop niet gewacht worden. Spr. is derhalve van meening, dat het op den weg der gemeente ligt, deze poging, om tot een betere organisatie van het bedrijfsleven te komen, te ondersteunen. Als men aangesloten is bij een landelijke collectieve arbeidsovereen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 259