260 22 APRIL 1936. komst, is men onderworpen aan arbitrage en kunnen ook sancties worden toegepast; dit heeft groote voordeelen. Het voorschrift, dat de patroons lid moeten zijn van een lande lijke organisatie, kan stimuleerend werken om ook in andere branches het bedrijfsleven bij collectieve arbeidsovereenkomst te regelen. Wat de opmerking van den heer Van Buitenen be treft, zegt Spr., dat hij van meening is, dat het niet op den weg der gemeente ligt, te profiteeren van de toestanden, welke in de bedrijven van kleine patroons heerschen, en daardoor druk uit te oefenen op de collectief geregelde loonen in de bedrijven, die met personeel werken; te meer wanneer die loonen liggen beneden de normen, die de Gemeente voor haar eigen werklieden vaststelt. De VOORZITTER zal nu het voorstel van de meerderheid van het College in stemming brengen. Mocht dit niet worden aangenomen, dan zal het voorstel van de minderheid geacht worden te zijn aangenomen. Wethouder VAN BUITENEN verklaart, voor het voorste! der minderheid te zullen stemmen, evenwel onder voorbe houd, dat men voor de besteding en leverantie van allerlei kleine werken niet gebonden zal zijn aan georganiseerde en aan een collectief contract gebonden patroons. De VOORZITTER zal bij nader inzien in de eerste plaats het voorstel van de meerderheid in stemming brengen zonder aan den uitslag dier stemming de zooeven vermelde con clusie te verbinden. Mocht het niet worden aangenomen, dan komt dus het voorstel van de minderheid in stemming. Het voorstel van de meerderheid van het Col lege van Burgemeester en Wethouders wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 3 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 260