22 APRIL 1936. 261 Tegende heeren Spoelder, Kroone, Cohen, Van der Werf, Crul, Broos, De Jong, Heer, Kamphuis, Brantjes, Van Keep, Kooijman, MeijvisVan Arendonk, MeijsLoonen, Strui ken, Van der Ven, Van Buitenen en Gruijs. Voor: de heeren Pleijte, Van Mierlo en Mabel is. De heer Van Houten was bij deze stemming niet tegen woordig. Dc heer VAN ARENDONK verklaart, het minderheids- voorstel, zooals dit door Wethouder Van Buitenen is aangevuld, niet zonder meer te kunnen aanvaarden. Wethouder VAN BUITENEN verduidelijkt daarop zijn bedoeling. De heer VAN ARENDONK kan zich na deze toelichting met de aanvulling vereenigen. Wethouder VAN MIERLO is van oordeel, dat voor de besteding en leverantie van kleine werken de belangen vari den kleinen ambachtsman wel degelijk in aanmerking mogen worden genomen. Wethouder VAN DER WERE geeft daarop nog eens een interpretatie van het minderheidsvoorstel, waarbij hij doet uitkomen, dat het in de bedoeling ligt om voor die vakken, waarin de meerderheid van de patroons is georganiseerd en betrokken bij een landelijke collectieve arbeidsovereenkomst, de bestedingen en leveranties te beperken tot de georgani seerde patroons. Den VOORZITTER komt het gehoord de discussies beter voor, de verdere behandeling van deze zaak aan te houden tot de volgende vergadering. Burgemeester en Wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 261