280 15 MEI 1936. Het bezwaar van den heer B r a n t j e sdat steeds dezelfde kinderen van de zwemplaats gebruik maken, is z..i. toch wel op een andere manier te ondervangen dan door het heffen van entrée, b.v. door den kinderen een knipkaart op datum te verstrekken. Ten slotte zegt Spr. zich niet te kunnen indenken, dat de heer Crul den voorgestelden maatregel zoozeer toejuicht. Spr. blijft bij hetgeen hij in eerste instantie heeft gezegd. De heer HEER zegt, dat de heer Cohen zooeven heeft gewezen op de inconsequentie, 'dat Burgemeester en Wet houders thans spreken van een zweminrichting, terwijl zij vroeger altijd hebben beweerd, dat het slechts een badge legenheid was. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders is daarop niet ingegaan. De VOORZITTER: Blijkbaar zijn zij na dien tijd tot andere inzichten gekomen. De heer HEER, voortgaande, zegt, dat de heer Van M i e r I o niet tegenover werkloozen de opmerking zou moe ten maken, dat het heffen van een entrée voor de zwemplaats volkomen redelijk is. Het badhuis is immers ook kosteloos toegankelijk voor hen. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer Heer zich vergist; het badhuis is voor werkloozen op bepaalde uren toegankelijk tegen gereduceerd tarief. De heer HEER constateert, dat er niet één argument is aangevoerd tegen zijn denkbeeld om de inrichting gedurende een bepaalden tijd voor kinderen open te stellen. De heer CRUL wil, naar aanleiding van de door den heer Cohen gemaakte opmerking aan zijn adres, nog even ver klaren, dat hij geen andere oplossing mogelijk acht dan deze,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 280