15 MEI 1936. 295
zullen zijn om tekorten op de begrooting te dekken. Spr.
is het derhalve met de Gedeputeerde Staten eens, dat men
de watermeterhuur momenteel niet behoort af te schaffen.
De heer BROOS heeft niet gezegd, dat hij de watermeter
huur onrechtvaardig vindt, anders zou hij in 1935 niet voor
de invoering ervan hebben gestemd; hij heeft gezegd, dat
hij haar onbillijk vindt. Handhaving van de watermeterhuur
zou iets anders zijn, als de begrooting niet sluitend was te
maken, doch zoolang er nog overschotten kunnen worden
overgeheveld, behoort men dat z.i. niet te doen.
De VOORZITTER zegt, dat de opvatting van den heer
Broos geen bezwaar opleverde in den tijd toen de ge
meenten nog over een eigen inkomstenbelasting beschikten,
die zonder moeilijkheden de benoodigde baten kon opleveren;
nu echter is een dergelijke opvatting van zaken niet verant
woord. Spr. zal nu in stemming brengen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, voor zoover dit betreft het
aan de Gedeputeerde Staten te zenden antwoord over de
kwestie van de watermeterhuur.
Dit voorstel wordt daarop in stemming gebracht
en aangenomen met 14 tegen 10 stemmen.
Voor: de heeren Loonen, Elich, P le ij te, Kooij-
man, Spoel der, Van der Werf, Brantjes, Van
Arendonk, Van Keep, Meijs, Mabelis, Van
Mierlo, Janssens en Van Buitenen.
Tegende heeren Gruijs, Cohen, De Jong, Crul,
Broos, Me ij vis, Heer, Kamphuis, Van der Ven
en Van Houten.
De heer Struiken was bij deze stemming niet tegen
woordig.