310
30 MEI 1936.
zifter. Spr. gaat daarbij in gedachten terug naar het jaar
1919, toen de Burgemeester hier zijn intrede deed. De wallen
waren toen reeds lang geslecht, doch, behalve door park-
aanleg, was er nog geen uitbreiding van beteekenis aan de
stad gegeven; de grenzen waren te nauw.
U, Mijnheer de Voorzitter, zegt Spr., hebt onmiddellijk
alles in het werk gesteld om Breda tot verdere ontwikkeling
te brengen; tal van zaken, welke daarmede verband hielden
o.a. de exploitatie van den Belcrumpoder, de grensuit-
breiding werden door U met voortvarendheid ter hand
genomen. Uw eerste stappen waren er op gericht, den Bel-
crumpolder tot Breda te brengen, een moeilijk en zwaar
werk, dat echter door Uw toedoen is tot stand gekomen.
Grooten tegenstand hadt gij daarbij te overwinnen; het zou
zoo werd er zelfs beweerd den financieelen ondergang
van Breda teweegbrengen. Gij echter hield wakker vol en
Uw optimisme, Uw vooruitzienden blik heeft de pessimisten
beschaamd; de feyen hebben hen in het ongelijk gesteld:
de Belcrumpolder is thans een mooie stadswijk geworden.
Ook de grensuitbreiding is eerst na zeer zwaren strijd tot
stand gekomen. Dank zij Uw stuwende kracht en kundige
leiding plukken wij daarvan thans de vruchten. Weliswaar
hebt gij Uw doel niet voor de volle 100% bereikt, maar
toch voor een groot deel. Wij brengen U dank voor Uw
arbeid en wenschen U veel geluk en voorspoed in Uw nieu
wen werkkring.
De heer MABELIS houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter.
Hooggeachte Mevrouw Van Sonsbeeck.
Hooggeachte Familie Van Sonsbeeck.
Ik moge beginnen met mij aan te sluiten bij de algemeene
strekking van wat door de beide vorige Sprekers omtrent
de gevoelens van den Raad in dit oogenblik van afscheid
is gezegd.