30 MEI 1936. 311 ar het jaar De wallen door park- mis aan de mmiddellijk ontwikkeling md hielden e grensuit- d ter hand t, den Bei en zwaar I gekomen, n; het zou ondergang ker vol en pessimisten jk gesteld: geworden, n strijd tot ;n kundige Weliswaar reikt, maar voor Uw i Uw nieu- :k. algemeene rs omtrent n afscheid U zult mij evenwel willen toestaan daar nog een enkel woord aan toe te voegen. Ik wensch dat te doen om daarmede uitdrukkelijk te accentueeren, dat de gevoelens van waar deering en hoogachting van Uw persoon en Uw werk en van weemoed om Uw heengaan door alle fracties in den Raad worden gedeeld en omdat ik er prijs opstel dit per soonlijk van deze plaats uit te spreken. Het zij mij vergund even terug te grijpen naar de verga dering van den Raad van 2 Januari 1919, niet om te herin neren aan een woord door U, maar aan een woord tot U gesproken. De oudste wethouder, de heer Lijdsman, sprak toen, na te hebben gereleveerd hoe met verlangen was uitgezien naar het nieuwe hoofd der gemeente, naar den man, die al zijn krachten zou kunnen wijden aan de zorg voor ons ge liefd Breda, deze woorden „Die man zijt gij, Mijnheer Van Sonsbeeck. Gij komt „tot ons in de kracht van Uw jonge leven, doch verrijkt met „een benijdenswaardige ondervinding, opgedaan in vorige „functies; vervolgens, naar den roep, die U is voorafgegaan, „toegerust met die gaven van hoofd en hart, welke U in „staat zullen stellen een waardig burgemeester te zijn van „Breda." Zoo werd gij, Mijnheer de Voorzitter, in dezen Raad ont vangen en nu wij staan aan het einde van Uw ambtsvervulling in onze stad, mogen wij dankbaar getuigende op 2 Januari 1919 uitgesproken verwachting is niet beschaamd. Het woord van den heer Lijdsman „Die man zijt gij, Mijnheer Van Sonsbeeck", is volkomen in vervulling gegaan. Met de grootste toewijding en met inzet van Uw beste krachten hebt gij de belangen van ons geliefd Breda behartigd. Iiet is overbodig in dezen Raad alles te gaan opsommen wat onder Uw leiding tot stand kwam. Het U dezer dagen aangeboden album geeft daarvan in beeld het loffelijkst ge tuigenis.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 311