312 30 MEI 1936.
gr\
Jj
Door ons geacht medelid, de heer Me ij vis, zijn reeds
enkele meer op den voorgrond tredende zaken genoemd;
ik moge uit de latere jaren, waarin ik de eer had deel van
den Raad uit te maken daarvan nog aanstippen: de belangrijke
uitbreiding van het gemeentelijk grondbezit door den aan
koop van gronden in „de Crogt" en in „Boeimeer" in 1931,
de verleende garantie, waardoor de bouw van het sportfond-
senbad mogelijk werd gemaakt, de bouw van de nieuwe
watertoren, het villapark aan den Wilhelminasingel en niet
in de laatste plaats het nieuwe wandelpark, waarvan de
opening straks een Uwer laatste bestuursdaden in onze stad
zal zijn.
Al deze dingen geven getuigenis, dat Uw bij de aanvaar
ding van Uw ambt uitgesproken overtuiging, „dat een goede
„gemeentelijke leiding niet behoort af te wachten hetgeen
„haar door de ontwikkeling der omstandigheden wordt op
gedrongen, doch een vooruitziende politiek moet voeren
„en leiding geven", geen ijdele klanken waren, maar een
werkprogram inhielden naar welks verwezenlijking ernstig
is gestreefd.
Maar meer nog misschien dan in wat is tot stand gekomen,
is Uw bestuurstalent aan den dag getreden uit wat niet kon
worden bereikt. Toen de nood des tijds vorderde een voor
zichtig financieel beheer, hebt gij niet geaarzeld tal van ge
koesterde wenschen op te schorten, U daarin weer beloo-
nende de rechte bestuurder, die het verstaat, dat in de be
perking zich de meester toont. Breda plukt daar thans de
vruchten van.
Voor wat betreft Uw leiding als voorzitter van den Raad,
sluit ik mij aan bij de karakteriseering door den voorzitter
van de R.K. Raadsfractie daarvan gegeven. De vergaderin
gen waren geen last, meermalen een genoegen, ook dan nog
wanneer wij ons min of meer slachtoffer voelden van het
door Mr. Janssens genoemde „tikje ironie" in Uw vaak
van tintelenden geest en sprankelend vernuft blijk gevende
leiding, omdat wij daaronder altijd voelden den krachtigen