320 30 MEI 1936. in de Inleiding van het wonderschoone Album, dat breede kringen van de burgerij mij schonken. Nog een erkentelijke afscheidsgroet van deze plaats aan onze ambtenaren en werk lieden, wier werk en verstandhouding ik welhaast jaarlijks in mijn Nieuwjaarsrede niet uit sleur, doch weloverwogen waardeerde. Hierin begrijp ik mijn naaste buren in de aan grenzende vertrekken en verdere omgeving van het Stadhuis, ook hen met wie het contact niet zoo voortdurend en dage- lijksch kon zijn. Ten slotte een afscheidsgroet van deze meest waardige plek van de gemeente Breda aan onze burgerij en hartelijke dank voor de vele door mij en de mijnen zoozeer op prijs gestelde uitingen van haar gevoelens. Wanneer ik deze waar dig zou zijn, dan ben ik een eerbiedig dankwoord verschul digd aan Ood, die mij daartoe in staat stelde, aan den steun van mijn echtgenoote en huiselijke omgeving, aan het mede leven van dat gezin met het gemeentelijk bestaan. Met een hartelijk dankwoord aan de heeren, die heden zoo treffend aan de gevoelens van het Dagelijksch Bestuur en hun fracties uiting hebben gegeven moge ik besluiten. Hun goede wenschen bij mijn gang van een schoone ge meente naar een schoone provincie stel ik op hoogen prijs. Mijne heeren, moge Breda onder Gods zegen haar bloeiend bestaan voortzetten. Voorspoedig leve deze stad, die mij slechts aangename herinneringen achterlaat. Hierop treden de vier fractie-voorzitters, de heeren Jans sen sM e ij v i sM a b e I i s en P1 e ij t enaar voren en bieden den Voorzitter een fraai zilveren presenteerblad mei inscriptie aan als blijk van waardeering van den Raad en den Secretaris. De VOORZITTER verklaart, zeer getroffen te zijn door dit tastbare bewijs van genegenheid van alle raadsleden, een schoone zilveren schaal met inscriptie, kostbaar te meer door de omstandigheden en de bewoordingen, waaronder zij in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 320