Ah
22 JUNI 1936.
333
door het bedrag op f 50,— te stellen. Immers, er blijkt niet
uit de stukken, of er inderdaad behoefte aan die subsidie
bestaat.
Wethouder VAN MIERLO is het in de eerste plaats eens
met de opmerking van den Voorzitter, dat het hier geen
vermindering van een bestaande subsidie betreft. Als men
nagaat, wat de gemeente Breda per leerling aan het Breda
sche O. L. Vrouwe-Lyceum vergoedt, dan komt men nog
lang niet aan een bedrag van f 100,Spr. zou het dan
ook absurd vinden, als men aan een dergelijke onderwijs
instelling buiten de Gemeente meer vergoeding ging toeken
nen dan aan die welke in Breda is gevestigd. Daarbij komt
nog, dat het Tilburgsche Lyceum van meer zijden gesub
sidieerd wordt dan het Bredasche; het ontvangt namelijk
ook nog een provinciale bijdrage, terwijl het Bredasche een
zoodanige subsidie niet krijgt.
De heer ELICH spreekt dit laatste tegen.
Wethouder VAN MIERLO: Maar het krijgt dan toch zeker
niet zooveel als het Lyceum te Tilburg.
De heer GRUIJS wil, alvorens zijn houding in deze te
bepalen, gaarne weten, hoe het College over het voorstel-
Elich denkt. Spr. meent uit de antwoorden van den Voor
zitter en Wethouder Van Mierlo te mogen opmaken,
dat het afwijzend daartegenover staat. Is dit inderdaad het
geval, dan zal Spr. zich achter het College scharen.
Wethouder VAN DER WERF verklaart, dat het niet zoo
is als de heer Elich heeft gezegd: het Bredasche Lyceum
krijgt geen cent subsidie van de Provincie, terwijl het Til
burgsche een hoog provinciaal subsidie geniet.
De VOORZITTER bevestigt hetgeen de heer Van der
Werf heeft verklaard. Spr. kan zich overigens volkomen