350 22 JUNI 1936. krijgt, dat de klasse-indeeling in de volgende vergadering aan de orde zal worden gesteld. De VOORZITTER verklaart, die toezegging niet te kunnen geven. De heer KROONE: Dan handhaaf ik mijn verzoek om aanhouding. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat thans ter behandeling voorliggen wedderegelingen voor de politie, de ambtenaren en de werklieden. Er is van het begin af aan naar gestreefd, deze regelingen gelijktijdig in te dienen, opdat zij ook op het zelfde tijdstip in werking zouden kunnen treden. Het is onjuist, de loonregeling der werklieden thans niet in zee te doen gaan. In de nota, betreffende de vaststelling van het aantal opcenten op de hoofdsom der Gemeentefondsbelasting voor het dienstjaar 1936/1937, d.d. 15 April j.l., is aange nomen, dat de nieuwe wedde-regelingen op 1 Juni 1936 zouden ingaan; de berekening van het aantal opcenten was o.a. daarop gebaseerd. De inwerkingtreding is nu reeds naar 1 Juli a.s. verschoven; gaat men haar nu weer uitstellen, dan loopt de zaak spaak. Daarbij komt, dat de indeeling der werklieden in klassen nu eenmaal door Burgemeester en Wet houders geschiedt in overleg met de verschillende directies en de Commissie voor het Georganiseerd Overleg. Die in deeling is nu tot stand gekomen. Geeft zij reden tot gegronde opmerkingen, laat men zich dan tot Burgemeester en Wet houders wenden; men behoort die zaak niet in den Raad te brengen. Een groot college als een gemeenteraad is uiteraard niet geschikt om te beslissen over de indeeling in loonklassen van een paar honderd werklieden. Het gaat niet aan om de vaststelling van de loonregeling daarom aan te houden. Burgemeester en Wethouders zijn zoo welwillend geweest de klasse-indeeling gelijktijdig aan de raadsleden ter inzage te doen toekomen, omdat daarop in het G.O. was aange-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 350