H/
352
22 JUNI 1936.
achtergesteld voelen. Spr. gelooft, dat men het beste doet
met zoo min mogelijk over deze aangelegenheid in het open
baar te zeggen.
De VOORZITTER zegt, dat de indeeling door Burge
meester en Wethouders niet willekeurig is geschied; de zaak
is vervolgens in het G.O. geweest en daarin is algeheeie
overeenstemming bereikt. Spr. is het met den heer Broos
eens, dat er altijd wel iiidividueele wenschen zullen blijven
bestaan. Als er inderdaad aanwijsbare fouten bij de indeeliug
zouden zijn gemaakt wat Spr. niet gelooft dan is daar
over natuurlijk wel te praten, maar de klasse-indeeling op
zich, kan niet als een afzonderlijk punt op de agenda worden
geplaatst. Volkomen terecht is door den heer Broos op
gemerkt, dat het indeelen van de werklieden in loonklassen
ondoenlijk is voor den Raad. Het is veel beter, dat Burge
meester en Wethouders dit in overleg met de directies en
de Commissie voor het G.O. doen. Spr. is van meening, dat
dit zijn: deugdelijke argumenten om niet aan het verzoek
van den heer Kroone te voldoen.
De heer KROONE: Als men zich op het standpunt stelt,
dat de Raad er niets mede te maken heeft, dan houdt alles
op. Spr. gelooft evenwel niet, dat dit indertijd de bedoeling
is geweest en dan is er wel degelijk reden om hier over deze
aangelegenheid te praten. Spr. heeft in tegenstelling met
hetgeen hier zooeven is beweerd vernomen, dat de klasse-
indeeling niet in algeheeie overeenstemming met het G.O.
is tot stand gekomen; er zouden zelfs eenige punten zijn,
welke ten nadeele van de betrokkenen zijn uitgevallen. Spr.
heeft de regeling niet volkomen kunnen overzien. Hij had
den indruk, dat het bij de besprekingen in het G.O. er alleen
over ging, of de grondwerker bij de Reiniging van de 2de
naar de 1ste klasse zou worden overgebracht. Hij heeft nu
gezien, dat alle grondwerkers, behalve die bij Openbare
Werken, in de 1ste klasse zijn ondergebracht. Is dit wel in