22 JUNI 1936. 355
blijkt alreeds, hoe moeilijk het is daarover in een College
als deze Raad te discussieeren. Spr. acht het verkeerd, dat
de Raad gaat zitten praten als ware het hier een vergadering
van het G.O.; daarvoor moet men zich als Raad hoeden.
De heer VAN HOUTEN concludeert uit hetgeen hier
gezegd is, dat men inderdaad in groote moeilijkheden komt,
als hier de indeeling in loonklassen. wordt besproken. Spr.
had willen spreken over de huisvuilophalers, maar hij zal
dat bij nader inzien niet doen. Al hetgeen hier gesproken is,
komt hierop neer, dat men wil trachten zooveel mogelijk
aan den loondruk te ontkomen. Burgemeester en Wethouders
hebben dit gedaan door verschillende groepen in een hoogere
loonklasse te plaatsen. De indeeling is voor den Raad moeilijk
te beoordeelen, omdat deze er niet in thuis is. Spr. kan het
er daarom mede eens zijn, dat men moet trachten in den
Raad besprekingen te vermijden, welke in het G.O. thuis
behooren. Spr. is door menschen bezocht, die hem zeiden,
dat in het G.O. geen overeenstemming was bereikt. Hij heeft
hen daarop aangetoond, dat dit niet zoo was. Wellicht is
dit de oorzaak van deze discussies.
Wethouder VAN MIERLO is het in de eerste plaats eens
met den Voorzitter, dat het niet doenlijk is hier de klasse-
indeeling te bespreken. In de tweede plaats zullen individueele
wenschen altijd blijven bestaan. Er is gezegd, dat in het
G.O. geen overeenstemming zou zijn bereikt; Spr. meent te
kunnen spreken van betrekkelijke overeenstemming. Het kan
zijn, dat op sommige wenschen van de organisaties door de
raadsleden, die in de Commissie voor het G.O. zitting heb
ben, niet is ingegaan en dat de organisaties toen niet verder
daarop hebben aangedrongen; de zaak is dan verder van de
baan. Spr. kan nog mededeelen, dat in het G.O.' over geen
enkel punt stemming is gevraagd of gehouden. Wanneer
dit niet gebeurt dan neemt Spr. aan, dat men zich bij elkan
ders standpunt neerlegt en dat noemt Spr. overeenstemming.