378 17 JULI 1936. De heer HEER vraagt, of het bezwaar van den Inspecteur gaat tegen de centrale verwarming, zooals die is voorgesteld, of tegen centrale verwarming in haar geheel. Spr. constateert, dat in het voorstel van Burgemeester en Wethouders dus wel degelijk rekening wordt gehouden met eventueele op heffing der school. Hij vindt dit niet juist; een school met een 150-tal leerlingen heeft z.i. recht van bestaan. Bovendien frin het aantal oponbnro lagere noholon in Breda 1) in ver- houding tot het aantal leerlingen 7jO) loUi al guring.| De VOORZITTER zegt, dat dit maar betrekkelijk is; de een zal het weinig, de ander veel noemen. Spr. wijst er voorts op, dat het bezwaar betreffende de centrale verwarming niet is gemaakt door den bouwkundig inspecteur, maar door den Inspecteur van het L.O.; het bezwaar betrof dit, dat de hooge kosten niet noodzakelijk waren. De uitgaaf voor centrale verwarming bedraagt f 4000,Als de Inspecteur daarop wijst en het hoofd der school stelt niet bijzonder prijs op centrale verwarming, dan is er geen reden om deze belangrijke uitgaaf toch te doen. Ten slotte zegt Spr., dat het niet de bedoeling is, de school nu op te heffen, maar men moet met de mogelijkheid daarvan in de toekomst rekening houden. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het aangaan van een overeenkomst, betreffende straataanleg bij de Leurschebaan, met A. J. B. Brouwers en tot het ver- leenen van een crediet voor verharding en rioleering van een gedeelte van de Leurschebaan (Bijlagen 1936, no. 157). Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 378