3 AUGUSTUS 1936. - 393 U, namens den Raad, ook een woord van welkom toe te roepen en U met deze benoeming van harte te feliciteeren. Gaarne begroeten wij U ook als nieuwen voorzitter van ons college, waar wij samen geroepen zijn, den bloei en de welvaart van onze stad en haar inwoners te bevorderen en zoo mogelijk te verhoogen, hopende en vertrouwende, dat deze samenwerking in alle opzichten vruchtdragend zal mo gen zijn. Toen Uw ambtsvoorganger in de raadsvergadering van 24 Maart j.l. mededeelde, dat hij bij Koninklijk Besluit was benoemd tot Commissaris der Koningin in de provincie Limburg, meende ik, als oudste lid, ook de tolk van dezen Raad te zijn, toen ik betoogde, dat het zeker niet gemak kelijk zou zijn, voor hem een opvolger te vinden, die hem in zijn goede gaven van hart en geest zou kunnen evenaren. Doch nu, Mijnheer de Burgemeester, Hare Majesteit de Koningin, op advies van Haar hooge adviseurs, in U een geschikten en waardigen opvolger heeft gezien van den heer Van Sonsbeeck en Uw vele en goede prestaties, zoowel in persoonlijke gesprekken als in verschillende pers organen, loffelijk werden vermeld en Uw goede talenten in het opbouwend werken, zoowel in Uw militaire als in Uw civiele loopbaan, overtuigend zijn gebleken, vertrouwen wij, dat U ook ongetwijfeld als tact- en talentvolle zoorzitter onze vergaderingen in navolging van Uw ambtsvoor ganger in een aangename verstandhouding zult weten te leiden. Verder, Mijnheer de Burgemeester, hoop ik, dat deze benoeming voor U en voor Uw gezin, alsmede ook voor alle ingezetenen van Breda, van hoog tot laag en van eiken rang en stand, tot zegen zal mogen zijn en dat vooral de on gelukkige slachtoffers van de heerschende economische crisis in U een goeden vader en beschermer naar best vermogen zullen mogen vinden. Moge Uw bestuursbeleid in deze zich zoowel in als buiten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 393